Blog

Woonconsulenten: dweilen met de kraan open?

De werkdruk voor woonconsulenten, sociaal adviseurs, wijkconsulenten, medewerkers klant, klantadviseurs, wijkadviseurs of medewerkers sociaal beheer, neemt enorm toe. Het aantal overlastzaken en problemen met zorgwekkende huurders blijft maar stijgen.

En het aantal zorgwekkende huurders neemt alleen maar toe. En ook de zittende huurder wordt steeds ouder en minder zelfredzaam. De gemiddelde huurder is inmiddels al 60 jaar.

Woonoverlast is zeer ingrijpend voor mensen die er direct mee te maken hebben. Het verstoort het woongenot en de leefbaarheid in een buurt. En in ernstige gevallen kan het zelfs tot geestelijke of fysieke klachten leiden.

Bij maar liefst 30 tot 50% van de overlastzaken spelen psychische problemen bij de overlastgever een rol.

Leefbaarheid en participatie gaan achteruit

Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid in buurten en complexen. Er is veel meer overlastproblematiek dan tien jaar geleden. Die problemen zijn ook nog eens weerbarstig en lastig oplosbaar. Door de toenemende diversiteit neemt de sociale cohesie af en organiseren bewoners zich steeds minder. In de meeste wooncomplexen is geen actieve bewonerscommissie meer en het aantal bewonerscommissies neemt jaarlijks verder af.

Hierdoor is het voor bewoners lastiger om problemen op gebied van overlast of leefbaarheid zelf op te lossen of aan te kaarten bij instanties. Dit is vaak zichtbaar in de woonomgeving: Vervuiling wordt steeds vaker niet opgeruimd door de bewoners zelf. Dit is merkbaar bij overlast en wanbewoning: Het komt steeds vaker voor dat corporaties min of meer toevallig overlast of vervuiling constateren, die niet is gemeld door omwonenden.

Meer met minder?

Een tweede reden voor de toename van de werkdruk is dat er ook steeds minder woonconsulenten zijn. Voor alle corporaties geldt dat de bedrijfslasten naar beneden moeten. Dit betekent dat er minder formatieplaatsen zijn, waardoor de werkdruk toeneemt. Ook is er een neiging om te bezuinigen op uitgaven, waar geen direct meetbaar resultaat tegenover staat. En juist in het sociale domein is het lastig om het rendement van investering in leefbaarheid, participatie en wijkbeheer direct te vertalen in euro’s of meetbare kwaliteiten. Daarbij is er ook een neiging om uit te besteden. Tegen beter weten in, hopen veel corporaties nog altijd dat huurders door meer zelfredzaamheid en meer eigen verantwoordelijkheid te nemen de effecten van de bezuinigingen teniet zullen doen.

Gevolgen voor de woonconsulent

Zo ontstaat er een somber beeld. De woonconsulent van nu heeft te maken met veel meer sociale problematiek. Daarbij zijn steeds meer huurders niet zelfredzaam en de zelfredzame huurders zijn minder actief. Het aantal actieve bewonerscommissies en groepen neemt af. Daarbij heeft de woonconsulent onvoldoende tijd en middelen om alle problemen op korte termijn aan te pakken. Maar wat kan wel?

Regie voeren

Deze ontwikkelingen vragen om een andere manier van werken. Niet alleen het uitvoeren van processen, maar ook om het voeren van regie. Die regie richt zich dan op een betere aanpak, maar op het voorkomen en vroeg signaleren van sociale problematiek

Een voorwaarde hiervoor is om tijd te blokken om planmatig en projectmatig aan het werk te gaan. Als je dit niet doet ben je als woonconsulent aan het dweilen met de kraan open. Ook met een beperkt aantal uren in de week kun je belangrijke slagen maken. De kraan moet dicht door:

1) Interne samenwerking op te zoeken

Sociale problemen, leefbaarheid en participatie zijn niet het monopolie van de woonconsulent. Het is cruciaal dat alle medewerkers van de corporatie worden betrokken bij het voorkomen, signaleren en aanpakken van sociale problematiek. Denk hierbij aan:

  • Verhuur: intake en voorlichting ook op sociaal gebied, after-sales gesprekken en juiste oplevering van tuinen
  • Renovatieprojecten: Betrekken van huurders en werken met projectcommissies, signaleren van problemen en het maken van een nieuwe start
  • Dagelijks onderhoud: vroeg signalering door vaklieden
  • Planmatig onderhoud: aandacht voor de woonomgeving en huurdersonderhoud (tuinen, balkons)

2) Investeren in het Netwerk

Denk hierbij zowel aan het professionele netwerk, maar vergeet ook de vrijwilligersorganisaties niet. Wat is er al? Wat kunnen zij doen? Hoe kun je samen optrekken? Investeren in netwerk met professionals? Wat kunnen zij doen?

3) Plannen en projecten

Een planmatige aanpak heeft vaak een groter en blijvender effect dan het ad-hoc oplossen van problemen op klacht. Enkele tips hierbij zijn:

  • Pak met name de woonomgeving liever planmatig aan. Kies voor een straat of blokaanpak voor het beste resultaat.
  • Probeer actieve bewonersgroepen op te starten en te onderhouden. Als dit goed loopt, levert dit betrokken huurders op, die veel problemen zelf meteen op kunnen lossen.
  • Probeer aan te sluiten op kansen en ontwikkelingen. Denk hierbij aan renovatieprojecten, landelijke actiedagen NL doet, (dag van de vrijwilliger) en initiatieven van bijvoorbeeld de gemeente.

Het vak van Woonconsulent: een vak met uitdagingen!

Kortom, de woonconsulent van nu staat voor grote uitdagingen, zowel in de eigen organisatie als in de omgang met huurders. Het maakt deze functie uitdagender dan ooit. In de leergang Woonconsulent hebben we in de afgelopen periode weer ruim 200 mensen opgeleid voor deze prachtige baan. Ervaren woonconsulenten blijven bij op de actualiteit via platform Woonconsulenten waar verdiepen en delen van ervaring en kennis centraal staat.

Datum: 01-11-2021

Delen: